Nederlands > Taalwijzer
Wat wil je weten? | Waarop moet je letten? | |
VOORSPELLEND | Waarover gaat de tekst? |
- titel - voorkennis |
ORIËNTEREND |
Wat zie ik als ik de tekst bekijk? Wat weet ik al over dit onderwerp? |
- titels en tussentitels - bron en datum - illustraties - tekstdoel - lay-out |
GLOBAAL |
Wat vertelt de tekst over het onderwerp? |
- titels en tussentitels - illustraties - opvallende woorden en getallen - structuur (signaalwoorden) - inleiding en slot |
ZOEKEND |
Waar vind ik antwoorden op vragen? |
- titels en tussentitels - visuele structuur - bruikbare stukjes grondig lezen |
INTENSIEF |
Hoe doorgrond ik de tekst? Hoe onthoud ik de informatie? |
- opbouw (inleiding, midden, slot) - hoofdgedachte per alinea (eerste en laatste zin) - wie, wat, wanneer, waarom, waar, hoe? |
KRITISCH |
Wat vind ik van de tekst? Wat is mijn mening hierover? |
- correct, volledig en betrouwbaar? - andere bronnen - feiten en meningen - eigen oordeel |
Ik ga graag naar school.
Waarom ben je te laat in de les?
Ik wil dat jullie nu opletten!
De volzin heeft een onderwerp en een persoonsvorm.
De zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken.
Let op: een bevelende zin heeft geen onderwerp.
Kom op tijd!
Leg je smartphone weg!
Checklist
:: Lees de zin hardop.
• Heeft de zin een onderwerp? (niet bij een bevelende zin)
• Heeft de zin een persoonsvorm?
• Staan er dubbele woorden? Schrap er één.
• Ontbreken er woorden? Vul aan.
:: Begint de zin met een hoofdletter?
:: Heb je de werkwoorden juist geschreven?
:: Heb je het juiste leesteken gebruikt?
ILLUSTREER | verduidelijk met een voorbeeld of tekening |
BENOEM | geef de juiste naam |
PAS TOE | gebruik |
VERGELIJK | noteer wat gelijk en/of verschillend is |
DEFINIEER | geef de definitie, de exacte betekenis |
RANGSCHIK | geef de volgorde zoals gevraagd wordt, bv. van jong naar oud |
LOS OP | bereken of werk uit |
VERKLAAR | wat is het? leg uit of bespreek, verduidelijk of beschrijf |
MOTIVEER | waarom is het? verantwoord, argumenteer, bewijs |
Oriënteren
:: Wat moet ik doen?
:: Wat wordt er van mij verwacht? (evaluatiecriteria)
:: Wat weet ik al over het onderwerp?
:: Waarom moet ik dit (op deze manier) doen?
:: Wie zijn de andere groepsleden?
:: Wie is mijn publiek?
:: Wat leerde ik uit vorige opdrachten?
Voorbereiden
:: Ik leg mijn materiaal klaar.
:: Ik brainstorm / verzamel ideeën.
:: Ik verzamel gegevens / informatie. (bronnen!)
:: Ik stel een planning / taakverdeling op.
Uitvoeren
:: Ik heb aandacht voor wat er verwacht wordt.
:: Ik werk nauwkeurig.
:: Ik respecteer de vooropgestelde planning.
:: Ik houd rekening met de beschikbare tijd, middelen en mensen.
Reflecteren
:: Beantwoordt mijn werk aan alle criteria?
:: Heb ik de opdracht goed begrepen en voorbereid?
:: Heb ik de opdracht goed uitgevoerd?
:: Welke problemen heb ik ondervonden bij de uitvoering?
:: Hoe pak ik dit in de toekomst aan? (Wat kan er beter? Wat kan er anders?)
Ik zie een moeilijk woord.
▼
Lees gewoon verder.
Snap ik nog waar de tekst over gaat?
▼
Zoek naar een afbeelding.
Lees het bijschrift. Controleer de betekenis in de tekst.
▼
Zoek in de tekst naar ...
• een synoniem
• een voorbeeld
• een definitie
• een omschrijving
• een tegenstelling
▼
Zoek naar een bekend deel en raad de betekenis.
Kan je het woord opsplitsen in woorden die je wel kent?
Kan je de betekenis raden door een gelijkend woord?
Lijkt het woord op een woord uit een andere taal?
Doen de klanken van het woord je ergens aan denken?
Kijk naar voor- en achtervoegsels.
Controleer de betekenis in de tekst.
▼
Vraag de betekenis.
Controleer of de betekenis in de zin past.
▼
Zoek de betekenis op.
Gebruik het woordenboek of een betrouwbare website.
Controleer of de betekenis in de zin past.
Noteer het woord in je schrift.
Is het werkwoord een persoonsvorm*?
► neen
• infinitief | hele werkwoord | faxen, beschrijven, downloaden
• voltooid deelwoord | -en/-t/-d, xtc-koffieshop, langer maken | besloten, gegeven, verwerkt, gefaxt, geluncht, begeleid, gesaved
• onvoltooid deelwoord | infinitief + d(e) | slapend(e), achteromkijkend(e)
• bijvoeglijk naamwoord | zo kort mogelijk | verlichte, verkleurde, beantwoorde
• zelfstandig gebruikt | infinitief | het typen, het internetten
▼ ja
Is het tegenwoordige tijd?
► ja
• 1e persoon enkelvoud = stam | ik fiets, ik vind
• 2e persoon enkelvoud = stam + t | jij fietst, jij vindt
• 3e persoon enkelvoud = stam + t | hij fietst, hij vindt
• meervoud = hele werkwoord | wij fietsen, wij vinden
▼ neen
Is het verleden tijd?
▼ ja
Is het een zwak werkwoord?
► ja
• xtc-koffieshop | stam + te(n) | waakte(n), berichtte(n), faxte(n)
• anders | stam + de(n) | steunde(n), leidde(n), beloofde(n)
▼ neen
Is het een sterk werkwoord?
► ja
• dan klankverandering | liep, schreef, vergat(en), reed (reden)
*Hoe vind je de persoonsvorm?
- Het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet.
- Als je een ja/nee-vraag stelt, staat de persoonsvorm vooraan.
- Het werkwoord dat verandert als je de zin van het enkelvoud in het meervoud zet (of omgekeerd).